maandag 12 april 2010

DE POLITICUS ALS HOMO LABORANS

Door Theo  Para

Columnisten dansen op  eigen muziek. Zij componeren meningen die verrassen door non-conformisme  van gezichtspunt.  Bas Heijne kritiseerde in het NRC Handelsblad van 20 & 21 maart 2010 het vertrek van PvdA-leider  Bos alsvolgt:  ‘De kwestie is: waarom kiest Wouter Bos niet voor de politiek? Zoals hij het bracht, was het volkomen onlogisch – je kunt niet én een  appèl doen op de noodzaak van politiek leiderschap, omdat het water ons aan de lippen staat, en meteen daarop zeggen dat je het bijltje erbij neergooit omdat je je gezin belangrijker vindt. Dat zijn twee emoties die elkaar tegenspreken. Daardoor werd zijn afscheid een verraad van de politiek.’ Het zes jaar oude dochtertje van de PvdA-leider zal dat een worst wezen. Zij sprong volgens pappa een gat in de lucht na zijn mededeling voortaan meer aanwezig te zullen zijn. Per  slot van rekening  heeft zij maar één pappa, terwijl de partij een nieuwe leider kan kiezen en zoals het er nu naar uitziet zelfs een die de partij nog meer stemmen kan bezorgen. Toch heeft Heijne een punt. Hij maakt het spanningsveld tussen persoonlijk en publiek belang helder en met het expliciteren van het laatste betoogt hij - in moralistisch jargon - dat een keuze ten koste van de politiek geen oplossing van het dilemma  is.

Toen Clairy Polak in haar NOVA-interview met Bos zijn vertrekargument – ‘mijn  kinderen zien opgroeien ‘– herformuleerde als het ‘niet meer trekken’ van de politieke verantwoordelijkheid was de PvdA-leider not amused. Hij had nooit verzaakt! Het sociale zelfbeeld van voorbeeldig geëmancipeerde man voelde natuurlijk beter aan dan dat van de overwerkte, moegestreden leider.  Al in 1979 (Albrecht)  toonde onderzoek aan dat het niet durven melden van persoonlijk ervaren werkdruk  een van de belangrijke belemmeringen is in de aanpak van overbelasting. De zuchtende werkende mens is bang voor doetje te worden aangezien. Nebarak Albayrak , PvdA-kopstuk en oud-staatssecretaris van Justitie, liet er echter geen misverstand over bestaan: ‘Wouter’ begon zijn ministerschap als ‘jonge man’, hij vertrekt ‘oud’ en ‘grijs’.  Ook de minister-president, de minister  van Defensie, de minister van Sociale zaken en Werkgelegenheid en andere politici reageerden sprekend over het ministerschap met het proza van werkstress: ‘opofferen, opofferen, opofferen’, ‘een slijtageslag’, ‘niet te combineren met een gezin’, kortom, een ‘hondenbaan’.  Een enkele politiek leider deed daar schamper over. Maar toen hij  in een vlaag van triomfalisme  pochte het allemaal zo perfect te combineren met zijn ook full time werkende vrouw, getuigde een journalist dat tijdens een interview aan huis die politicus zijn jengelende kinderen pardoes ‘in de auto opsloot’.

Beroepsbevragers

Politici, ministers en Kamerleden, ervaren naast de zinvolle uitdagingen en geneugten, ook de stressvolle, sedentaire kanten van het vak.   Ze kennen lange, onregelmatige werktijden en steeds uitdijende dossiers waarover zij in debat onder toeziend oog van het publiek  flink aan de tand worden gevoeld. Vooral de bestuurders hebben een grote verantwoordelijkheid met hoog afbreukrisico. Hun agenda wordt – oh ironie van de macht -  door anderen gevuld.  De baan van politici is onzeker. Ze leven de spanning van het conflict en  ondergaan ook  gescheld, gepest of persoonlijke vernedering.  Enkelen zien hun persoonlijke vrijheid en veiligheidsbeleving ingeperkt door het regime van de lijfwacht. In tijden dat de politiek wordt opgejaagd door vluchtige peilingen en slechts een mediaverschijnsel lijkt, wordt van de deelnemers aan dat spel een enerverende zelfpromotie verwacht. Al dat politieke zwoegen, ten koste van hersteltijd en het leven met partner en kinderen, loopt helaas vaak uit op een ontnuchterende teleurstelling. Met dank aan een ontzuild en zappend electoraat. De politiek is zwaar en kent gezondheidsrisico’s. Toen Jan Marijnissen vanwege ernstige rugklachten als SP-fractievoorzitter terugtrad werd de vraag naar de arbeidsgerelateerdheid van zijn aandoening niet gesteld. Hetzelfde geldt voor Jacques Tichelaar die het PvdA-fractievoorzitterschap moest neerleggen voor een zevenvoudige bypassoperatie aan het hart. In de Beroepen  Index  van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten komt de politicus/bestuurder niet voor. Politici zijn beroepsbevragers, maar niet als het gaat om hun eigen arbeidsomstandigheden. Dan lijkt berusting het devies, alsof er nu eenmaal niets aan te doen valt.

Een kloof minder

Van de samenleving vraagt de politiek een verantwoordelijke houding als het gaat om werkdruk en werkstress, ze moeten worden aangepakt. TNO had immers becijferd dat psychosociale overbelasting in werk de samenleving ruim vier miljard euro per jaar kost aan arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en zorgkosten. Op 1 januari 2007 werd de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) op dit punt aangepast: ‘De werkgever voert, binnen het algemeen arbeidsomstandighedenbeleid, een beleid gericht op voorkoming en indien dat niet mogelijk is beperking van psychosociale arbeidsbelasting.’. Bij navraag zegt het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) dat de Arbowet ‘van toepassing is op bewindspersonen omdat deze een publiekrechtelijke aanstelling kennen.’ BZK draagt daarbij verantwoordelijkheid als werkgever, hoewel er geen gezagsstructuur bestaat in het geval van politieke ambtsdragers. Het ministerie meldt dat er op de departementen goed voor de ministers wordt gezorgd, van de dienstauto tot het kopje koffie. Maar wat niet is opgepakt is de wettelijke plicht gericht beleid te ontwikkelen ter voorkoming en indien niet mogelijk reductie van psychosociale arbeidsbelasting van de ministers. De Arbeidsinspectie was daar niet van op de hoogte. Zij controleert volgens een jaarplan waarbij vooral wordt gekeken naar de arbeidsomstandigheden van die groepen werkende mensen die zelf minder invloed hebben op hun arbeidseisen. Naar deze zienswijze zouden de politici zelf meer gebruik moeten maken van hun invloed om hun arbeidsomstandigheden te verbeteren. Dat zou zeker gelden voor de Kamerleden omdat die volgens BZK geen publiekrechtelijke aanstelling kennen waardoor de Arbowet op hun niet van toepassing zou zijn. Het verloop onder Kamerleden is groot. De gemiddelde zittingsduur van een Kamerlid is nu slechts vijf jaar. Moeizaam opgebouwde expertise en ervaring raken snel kwijt. De wetgevende vergadering boet in aan continuïteit en kwaliteit. Het politieke bedrijf zou – als zij de samenleving oproept langer door te werken en duurzame arbeidsparticipatie door preventief arbobeleid te bevorderen - voorop moeten lopen.  Risicoanalyses, stressaudits, stressmanagementprogramma’s en herontwerp van werk, waarbij het gezondheidskundig criterium wordt meegewogen, zouden behulpzaam kunnen zijn in het bewerkstelligen van een balans tussen de arbeidseisen en de draagkracht van de politicus.

Het ontbreken van beleid op het stuk van de psychosociale arbeidsbelasting  van politieke ambtsdragers  staat op gespannen voet met de fascinerende ontdekkingen van twee decennia neurowetenschappelijk en psychologische onderzoek naar de impact van allostatische belasting.  Psychosociale overbelasting in arbeid is ook in de politiek een probleem dat kan en proactief moet worden aangepakt. Voor zowel gezondheid, welzijn als optimaal functioneren is winst te halen. Niet alleen het toegerust zijn, ook  het uitgerust zijn helpt fouten voorkomen. In de politiek kan dat een oorlog schelen. Het dilemma van Heijne wordt door het humaniseren van de politieke beroepsuitoefening niet opgelost. De politicus kan dan wel zijn of haar weg vinden zonder ‘verraad’ te hoeven plegen aan politiek of geliefden. De winst voor de democratie ligt in de grotere toegankelijkheid, ook voor vrouwen, van bestuur en volksvertegenwoordiging. Een kloof minder tussen politiek en burger.

 

26-3-2010

 

 

Geen opmerkingen: