Farsi Prodo: Bouterse legt valse claim op succes Staatsolie
Met het heien van de eerste paal voor de uitvoering van het Refinery Expansion Project (REP) van Staatsolie is vorige week zaterdag de aanzet gegeven om Suriname te brengen op the next level in de ontwikkeling van een eigen volwaardige aardolieindustrie. Dit project brengt realisatie van een droom van vrijwel elke Surinamer dichterbij: rijden op onze eigen Surinaamse gasoline, die je gewoon bij de servicestation op de hoek kan tanken! Staatsolie en de hele Surinaamse gemeenschap verdienen hiervoor een welgemeende felicitatie. Deze heugelijke gebeurtenis werd echter overschaduwd door de onbeschaamde manier waarop de huidige president van Suriname weer eens een volstrekt valse persoonlijke claim probeerde te leggen op het succes van Staatsolie.
Dat de ceremoniële eer om de eerste paal voor het REP te heien juist deze persoon te beurt viel, was een grillige speling van het lot, die de Staatsolie-gemeenschap en vele aanwezigen met gemengde gevoelens vervulde. Vanuit zijn kabinet zijn hemel en aarde bewogen om deze gebeurtenis op 25 februari te laten plaatsvinden. Waren de woorden van zijn felecitatieboodschap echter wel gemeend? Was het niet deze persoon, die in 1998 met zijn NDP/BVD regering buitenlandse consultants heeft ingehuurd om Staatsolie de grond in te boren? Hij, die op het punt stond om Staatsolie voor een appel en een ei te verkopen? Hij, die in OCER riep dat de investering in de raffinaderij een foutieve beslissing was? Hij, die Eddy Jharap op een vernederende manier tot tweemaal toe liet ontslaan? Ja, hij was het! Dezelfde man!
Het optreden van de president was daarom een FARSI PRODO! Pronken met het succes van anderen. Op zoek naar erkenning bij zijn gasten en genodigden. Een welkome gelegenheid om de aandacht af te leiden van de vele schandalen waarmee hij de gemeenschap in korte tijd heeft opgezadeld. Alsof het succes van Staatsolie een persoonlijke verdienste van hemzelf was, had hij het over “de grote opofferingen” om Staatsolie te maken tot wat het nu is. Daarbij ging hij volledig voorbij aan het feit dat het Refinery Expansion Project een uitbreiding is van de bestaande raffinaderij van Staatsolie, die in 1994 is gebouwd onder de regering Venetiaan. Een besluit dat juist door hem in 1998 een foutieve beslissing werd genoemd. Het is deze president niet vreemd om uit puur opportunisme zich te bedienen van geschiedvervalsing en desinformatie. De kwestie rond de geschiedenisboeken, Ballast Nedam schadeclaim, gratieverlening instrijd met de wet, zijn daar voorbeelden van.
Feitelijk heeft hij als militaire machthebber geen enkele bijdrage gehad in de ontwikkeling van het bedrijf. En de “grote opofferingen” waarover hij het had, betreft in werkelijkheid niet meer dan een eenmalige bijdrage van SF 500.000 uit Staatskas in het werkkapitaal van Staatsolie. Integendeel had Staatsolie onder zijn regiem grote moeite om haar zuur verdiende valutainkomsten naar eigen inzichten te mogen besteden voor vervangingsinvesteringen. Alle claims van de toenmalige militaire machthebbers en hun huidige de NDP na-praters ten spijt: Ere wie ere toekomt! Eddy Jharap is de onbetwiste voortrekker geweest in het team van pioniers van de Surinaamse olieindustrie. Voor zijn verdiensten ontving hij daarom bij zijn pensionering in 2005 uit handen van president Venetiaan de hoogste onderscheiding van Suriname: Drager van het Grootlint in de Ereorde van de Gele Ster. Maar het is niet toevallig dat het Tambaredjo-veld en het Calcutta-veld op dit moment de belangrijkste reservoirs van Staatsolie zijn. Dat is een logisch gevolg van ontwikkelingen, die na de olievondst bij Calcutta in 1965, zijn ingezet. Premier Johan Adolf Pengel beloofde, badend in olie, toen “dat op een dag auto’s op onze eigen gasoline zouden rijden”. Diverse boringen tussen 1965 en 1968 in een intensief boorprogramma van de GMD, waar zeker de naam van ir. Colleridge bij genoemd mag worden, toonden aan dat de woorden van Pengel best wel zouden kunnen uitkomen. Er werd op meerdere plaatsen, waaronder het Tambaredjo gebied, aardolie gevonden. De olieprijs op wereldmarkt liet het echter niet toe om de gevonden aardolie toen al commercieel te benutten. Na de oliecrisis van 1973 wijzigden de omstandigheden zodanig dat commerciële produktie van de gevonden Surinaamse olievoorraden wel haalbaar werd. De sneer van de huidige president van Suriname dat regeringen voor 1980 in dit verband “de durf niet hebben gehad” is daarom pure misleiding. Overigens was het primair motief voor de oprichting van Staatsolie niet de productie van de Calcutta-olie, maar het optreden als counterpart bij onderhandelingen voor een offshoreconcessie met Gulf Oil.
Het is een historisch gegeven dat alle belangrijke ontwikkelingen bij Staatsolie zich hebben voorgedaan in perioden waarin het bedrijf buiten de invloedsfeer van de militairen en hun NDP-geestverwanten stond. Staatsolie heeft daarentegen wel steeds robuuste ondersteuning genoten van regeringen waarin de Nationale Partij Suriname (NPS) met zijn partners zat en wel met name in de perioden 1991-1996 en 2000-2010. Daardoor heeft het bedrijf in alle rust haar investeringsprogramma kunnen uitvoeren en is thans uitgegroeid van het marginaal pioniersbedrijf dat zij anno 1987 nog was tot een efficiënt gerund commerciëel bedrijf met een omzet van ± USD 600 miljoen in 2010 en een geschatte shareholders value per ultimo 2010,die boven USD 1 miljard uitkomt. Een bedrijf dat in staat is om van haar investeringsprogramma 2008-2012 een bedrag van USD 700 miljoen uit eigen middelen te financieren. Het is dit bedrijf dat deze president en zijn NDP geestverwanten, voor de belachelijke prijs van USD 60 miljoen wilde verkwanselen.
Die ondersteuning vanuit de regering was er ook bij het ontwikkelen van het investeringsprogramma Vision 2020, waarin alle huidige en toekomstige projecten tot het jaar 2020 zijn opgenomen. Vision 2020 is in 2008 in uitvoering genomen en voorziet onder meer in verdere uitbreiding van de oliereserves, uitbreiding van de bestaande raffinaderij (REP), eigen outlets voor gasoline en diesel, onderzoek naar de haalbaarheid van het Tapa-Jai project en van het bio-fuel project in Wageningen. De ondersteuning die Staatsolie steeds heeft ondervonden van regeringen waarin de NPS heeft geparticipeerd, komt uit het diepgewortelde besef bij deze partij dat duurzame welvaart en welzijn voor het Surinaamse Volk alleen bereikt kunnen worden met optimale inzet van onze natuurlijke rijkdommen. Dit is voor de NPS niet alleen leidraad geweest bij het koesteren en verder ontwikkelen van de Calcutta legacy van Johan Adolf Pengel in 1965. Het is ook terug te vinden in ontwikkelingen zoals de opening van Rosebel in 2004 en de in maart 2010, op enkele details na, afgeronde onderhandelingen met Newmont, waarmee Suriname op de wereldkaart werd gezet als grootschalige goudproducent. Rosebel blijkt thans, alle aantijgingen van de president en zijn NDP na-praters ten spijt, samen met Staatsolie de grootste bijdrage te leveren aan de staatskas. Een welkome compensatie voor de verdragsmiddelen dus.
Succes heeft vele vaders…! Het gedrag van de huidige president van Suriname met betrekking tot Staatsolie roept gelijkenis op met het fenomeen dat veel vaders tonen in het geheel geen besef te hebben van hun plicht om zorgzaam te zijn voor moeder en kind. Maar als het kind door eigen inspanning en ondersteuning van een hardwerkende moeder ooit wat bereikt in de maatschappij, dan zijn het deze heren , die vol trots op hun borst slaan en voor iedereen die het maar horen wil roepen: “Ay, na mì boi…!”.
Sunil Oemrawsingh
Secretaris
Geen opmerkingen:
Een reactie posten