maandag 3 september 2012

 

Notities bij lezing professor Caram over Staatsolie



Professor Tony Caram heeft op vrijdag een bijzonder leerrijke lezing gehouden in Grun Dyari over de kansen en risico’s van een eventuele privatisering van Staatsolie en Hakrinbank. Uit deze inleiding kwam naar voren dat er bedrijfseconomische argumenten zijn voor een dergelijke privatisering. De bedrijven kunnen sneller groeien en bedrijfseconomisch rationeler worden beheerd. De overheid kan op korte termijn veel geld binnenhalen door de verkoop van aandelen aan particulieren, maar verliest daarbij wel de mogelijkheid om de staatsbedrijven als beleidsinstrumenten in te zetten voor de verwezenlijking van nationale ontwikkelingsdoelen.

Naar aanleiding van deze inleiding kwam er een discussie op gang waarbij geconcludeerd werd dat privatisering van staatsbedrijven een zaak is die zorgvuldig en transparant moet worden aangepakt. Een der aanwezigen gaf aan dat de risico’s groter zijn dan de voordelen, zeker voor de overheid.
Voor wat betreft de overname van de Hakrinbank door een buitenlandse bank werd gewezen op de grote risico’s met vreemde banken in deze tijden van financiele crisis, waarin we allerlei gerenommeerde banken in elkaar zien storten. Ook de nadelige consequenties voor het personeel bij zo’n overname werden in beeld gebracht.
Naar aanleiding van genoemde discussie, wil ondergetekende, lid van de Adviesraad van de NPS, het volgende naar voren brengen.

Srefidensi
Als NPS moeten wij de issue van privatisering bezien in het licht van de voor ons meest fundamentele waarde: Srefidensi - zelfredzaamheid van individuele burgers in een zelfstandig land, zich handhavend in een wereld van natiestaten, metropolen, multinationale ondernemingen, internationale organisaties en netwerken van belangengroepen.
Zelfstandigheid is geen onafhankelijkheid, en ook geen isolatie en afsluiting van het land tegenover buitenlandse invloeden en belangen.
Zelfstandigheid betekent engagement met de wereld, meespelen in de wereldgemeenschap, meedoen met de wereldeconomie. De issue is dan ook niet primair waar aandeelhouders en investeerders vandaan komen, of dat een bedrijf genationaliseerd is of niet, de issue is: gedragen de corporaties, de multinationals, zich als goede corporatieve burgers van het land.

Corporatief Burgerschap
Kijken de corporaties voor hun bestaan in het land verder dan de dag waarop de bauxiet of de olie op is. Zijn de corporaties controleerbaar onderworpen aan de wetten van het land. Kopen zij goederen en diensten lokaal. Stimuleren zij nationale ondernemingen voor de verwerking van de olie, het hout, etc. Ontwikkelen zij duurzame personele en institutionele bindingen met alle sectoren van de samenleving. Respecteren zij de vakbonden, het personeel, de cultuur van het land. Beschermen ze het milieu.
Het grote probleem is dat wij als kleine samenleving met een zwakke overheid weinig grip hebben op de multinationale corporaties. Als de multinationale onderneming om financiële of intra-concern- bedrijfseconomische redenen of vanwege geopolitieke overwegingen de olie of de bauxiet uit een ander grondstoffenland wil halen, of als hij zijn intra-concern investeringen in plaats van naar Suriname wil sturen naar een dochteronderneming in een ander grondstoffenland, dan hebben wij als Suriname dat maar te accepteren. Kijk maar naar de ervaring met de Billiton.

Bedrijfseconomische rationaliteit
Staatsolie is een bedrijf dat opereert in een bijzonder kapitaalsintensieve industrie en is technologisch grotendeels afhankelijk van de know how van olie-multinationals. Staatsolie is een technologische en bedrijfsculturele enclave, die in vele opzichten beter geïntegreerd is in de wereldeconomie dan in de lokale economie. Ook bijvoorbeeld qua salarissen en medische voorzieningen, zoals ziekenhuiszorg in Houston, Texas.

Puur bedrijfseconomisch gezien kan Staatsolie sterker groeien als de verwevenheid met de internationale exploratie-, productie-, distributie- en financieringssystemen wordt open gegooid. Bedrijfseconomisch gezien is het rationeel als de remmende bindingen met de Surinaamse overheid worden doorgesneden. Staatsolie is dan vrij om zich tot een multinational te ontwikkelen. Maar dit is een beperkte doel-middelen rationaliteit.
Deze bedrijfseconomische rationaliteit onttrekt zich aan de hogere rationaliteit van de democratische controle, de soevereiniteit van de samenleving over alles wat zich in haar leefgebied afspeelt.

Soevereiniteit van de samenleving over haar leefgebied
Ik denk, dat wij in Suriname, in afwachting op toekomstige generaties beter opgeleide Surinamers, in afwachting op versterkte nationale politiek bestuurlijke instituten, in afwachting op meer gediversifieerde economische activiteiten, in afwachting op een betere internationale rechtsorde, nu nog even zullen moeten kiezen voor de handhaving van de binding van Staatsolie aan de overheid.
Aangezien deze andere strategische benaderingen van soevereiniteit over multinationals, nog niet goed tot ontwikkeling zijn gekomen, zullen we voorlopig moeten kiezen voor de ietwat primitieve, en bedrijfseconomisch wat minder lekkere, constructie van staatsbedrijf.

Vreemde multinationals kunnen niet gemakkelijk tot goed staatsburgerschap opgevoed of gedwongen worden. Laten we onze enige eigen multinational daarom nog een generatie vasthouden in onze politiek-bestuurlijke en sociaal-culturele omarming. Laten wij Staatsolie, al is het misschien wat langzamer, in eigen beheer ontwikkelen tot een verticaal en horizontaal geïntegreerd concern.

De Venezuela ervaring: veel geld, weinig ontwikkeling
Er werd in dit verband gewezen op het probleem van de niet op gang komende duurzame ontwikkeling in landen als Suriname. De ervaring van Venezuela en andere op mijnbouwexport (of grootlandbouwexport) bouwende landen is, dat ondanks de soms enorme inkomsten, de kloof tussen arm en rijk alleen maar groter wordt en dat de spin offs naar andere sectoren van de samenleving veel minder zijn dan men in een vorige generatie hoopte.
De strategie van sociaal-democratische regeringen in Venezuela is sedert de Tweede Wereldoorlog steeds geweest: sembrar el petroleo (zaai de aardolie uit). Ondanks de grote olie-inkomsten, hoge belastingen en nationalisaties, ondanks overheidsbeleid voor uitzaaiing, is een echte gediversifieerde ontwikkeling van Venezuela niet van de grond gekomen.
De grondoorzaken van deze uitblijvende ontwikkeling zijn niet alleen structureel maar ook cultureel.

Structureel:
• Er gaat weinig stimulans uit van de oliesector naar plaatselijke landbouw- en ambachtelijke productie en ook niet naar lokale industrie
• Er is relatief weinig werkgelegenheid in deze kapitaalsintensieve sector
• Winsten worden niet geïnvesteerd in andere economische sectoren
Cultureel:
• Een verslaving van het land, de overheid en de samenleving aan het snelle en vele geld uit de mijnbouw; een get rich quick mentaliteit, een “mijnbouwersmentaliteit”;
• De mijnbouwexport-cultuur is de natuurlijke historische voortzetting van de koloniale cultuur van de plantage-economie: niet de creativiteit en de cultuur van de mens moeten ons rijk maken, maar wat het land geeft moet ons zo snel mogelijk rijk maken, zonder veel creatieve en technische input van onszelf (“het wingewest syndroom”).
• Een gebrek aan een visie over de toekomst voorbij de beschikbare olievoorraden; een gebrek aan visie over duurzame regeneratie van het milieu en de samenleving;.

Waarom Staatsolie Staatsolie moet blijven
Privatiseren kan voor ons alleen maar goed zijn binnen de context van een sterke overheid, sterke politiek bestuurlijke organen en waakhond-instituten, die kunnen afdwingen dat de horizontale integratie van dergelijke concerns in onze samenleving daadwerkelijk gestalte krijgt.
Suriname is een strijdtoneel in de wereldomvattende “scramble for resources”. De nieuwe rijken, die naar voren kwamen in de wild west periode van de tachtiger jaren, zijn happig om nog sneller veel rijker te worden als compradores van grondstof-hongerige imperialisten. Privatisering nu is niets anders dan het faciliteren van deze gulzige nieuwkomers.
De NPS zal de komende verkiezingen met een programma moeten komen waarin de Srefidensi gedachte verder wordt uitgewerkt in een nationaal ontwikkelingsbeleid dat gericht is op onttrekking aan de mijbouwverslaving. Zoals een deelnemer aan de discussie zei: een beleid gericht op de exploratie en ontwikkeling van de enige echte duurzame bron: de Surinaamse mens.
De nadruk moet liggen op de versterking van politiek-bestuurlijke systemen en betrokkenheid van de samenleving voorafgaand aan privatisering van staatsbedrijven. Dit houdt ondermeer in het formuleren van een privatiseringsplan met een zo groot mogelijk maatschappelijk draagvlak. Dat is een taak van politieke partijen. Het gaat immers om collectieve waarden, nog sterker, om collectieve eigendommen. De NPS kan hier haar rol van Srefidensi-partij waar maken.

Wim Bakker

 

Geen opmerkingen: