maandag 30 mei 2011

Nederland ondermijnde zijn ontwikkelingshulp en de ontwikkeling van Suriname.

Het in de editie van De Ware Tijd van dinsdag 17 mei jl. vermelde oordeel van Professor Maarten Schalkwijk, hoogleraar Sociale Veranderingen en Ontwikkelingen aan de Anton de Kom Universiteit (ADEK), volgens welke gebrek aan ontwikkelingsvisie en leiderschap in Suriname hebben gemaakt dat de Nederlandse ontwikkelingshulp uit 1975 de beoogde ontwikkeling niet heeft gebracht, is volgens ondergetekende, Ir. Ronald Assen, docent Wiskunde en Statistiek aan ook ADEK en in deze context bovendien oud-minister van Planning en Ontwikkelingssamenwerking van oktober 1993 tot september 1996, ronduit kortzichtig: de beoogde ontwikkeling is uitgebleven door de door Nederland geïnitieerde staatsgreep van 1980 en vervolgens de eenzijdige Nederlandse opschortingen van deze hulp, telkens gevolgd door noodzakelijke herstelprojecten met betrekking tot de schade die deze onderbrekingen hebben veroorzaakt.

De Surinaamse regering van tussen 1975 en 1980 kan zeker niet worden beticht van een gebrek aan ontwikkelingsvisie. Wie dat doet, maakt zich schuldig aan geschiedvervalsing en geeft blijk geen inzicht te hebben in de geschiedenis van het onafhankelijke Suriname!! Immers de ontwikkelingssamenwerking tussen Nederland en Suriname in die periode was gestoeld op het Meerjaren Ontwikkelingsprogramma (M.O.P) dat in 1973 door Surinaamse en Nederlandse deskundigen was opgesteld. Dit M.O.P. kon niet verhinderen dat in de Surinaamse conceptie Suriname tot ontwikkeling moest worden gebracht door middel van enkele grote projecten (West-Suriname, Multi Purpose Corantijnproject, Patamacca, Landbouw Ontwikkelingsproject Commewijne), terwijl Nederland de voorkeur gaf aan kleinschalige projecten waaraan vooral Nederlandse bedrijven konden verdienen. Deze controverse tussen Nederland en Suriname, die juist was ontstaan omdat Suriname zijn eigen ontwikkelingsvisie had, heeft de ontwikkeling van Suriname gesaboteerd: projecten werden door Nederland moeizaam goedgekeurd en gelden voor goedgekeurde projecten werden even moeizaam vrijgemaakt, terwijl ontwikkelingsprojecten voor particulieren door Nederland werden gehanteerd om onvrede tegen de Surinaamse regering te voeden. Dit alles leidde in februari 1980 tot het initiëren en faciliteren door Nederland van de staatsgreep tegen de Surinaamse regering.

Gekonstateerd kan worden dat Suriname direkt na de staatsgreep overschakelde op uitsluitend kleinschalige projekten, die door Nederland werden gehonoreerd met een in principe goedkeuring van in totaal 500 miljoen Nederlandse gulden.
Toen in de loop van het jaar 1981 Nederland de greep op de coupplegers, de revolutionairen zo men wil, verloor, volgde weer het traineren van de ontwikkelingssamenwerking om vervolgens met de moorden van 8 december 1982 de ontwikkelingssamenwerking met Suriname formeel op te schorten.

Gedurende de Nederlandse traineerperioden en deze eerste opschorting van de ontwikkelingssamenwerking zijn gedeeltelijk uitgevoerde projecten aan kapitaalverlies onderhevig geweest en is de hele Surinaamse economie achteruitgegaan. Na heractivering van de ontwikkelingsrelatie in 1988 noopte deze situatie tot het aanwenden van verdragsmiddelen ter financiering van herstelprogramma’s. Deze situatie heeft zich herhaald na de telefooncoup in 1990 en na de regering Wijdenbosch/Radhakishun in 2000. Hoewel de gang van zaken in 2000 geen uiting is van een eenzijdige Nederlandse actie, kan de donor wel worden verweten dat hij daarna is komen aandansen met een andere benadering van ontwikkelingssamenwerking, de zogeheten sectorale benadering die in het begin voor veel verwarring, stagnatie en frustratie heeft gezorgd.

In het voorgaande is geen aandacht besteed aan de omstandigheid dat Nederland nog op een andere wijze heeft bijgedragen tot het ondermijnen van én de onwikkelingshulp én de ontwikkeling van Suriname en wel door middel van het faciliteren van de binnenlandse strijd die van medio 1986 tot 1992 heeft gewoed. De hoop wordt uitgesproken dat geen enkele Surinamer na het lezen van dit artikel nog langer gelooft in het Hollandse sprookje van gebrek aan ontwikkelingsvisie en leiderschap aan Surinaamse zijde als oorzaak van het uitblijven van de beoogde ontwikkeling van Suriname. Het gaat de goede kant op want er is geen gewag gemaakt van twee andere delen van dit sprookje, te weten de geringe Surinaamse uitvoeringscapaciteit van ontwikkelingsprojecten en de geringe financiële absorptiecapaciteit van de Surinaamse economie.

Geen opmerkingen: