dinsdag 31 mei 2011

HUISHOUDELIJK REGLEMENT VAN DE NATIONALE PARTIJ SURINAME


DUUR.

Artikel 1

De Nationale Partij Suriname, in dit Huishoudelijk Reglement aangeduid als
“de Partij,” is opgericht op 29 september 1946 voor onbepaalde tijd.

WERKTERREIN.

Artikel 2

De Partij is gevestigd te Paramaribo, maar kan overal binnen de grenzen van de Republiek Suriname kantoren vestigen en activiteiten ontplooien.

LIDMAATSCHAP.

Artikel 3

1. Tot de Partij kunnen toetreden alle natuurlijke personen, die de beginselen en doelstellingen van de Partij onderschrijven en die bereid zijn zich te onderwerpen aan
de Statuten, dit Huishoudelijk Reglement, overige reglementen en andere regelingen en bepalingen van de Partij.

2. Voor toelating tot de Partij dient te worden voldaan aan het gestelde in artikel 4 van
de Statuten.

3. Bij het verzoek tot toelating als gewoon lid of junior lid van de Partij dient het identiteitsbewijs van de aanvrager te worden overgelegd. Desgevraagd zal tevens een verklaring van het Centraal Bureau voor Burgerzaken dienen te worden overgelegd, waaruit het bezit van de Surinaamse nationaliteit blijkt.

4. Aanvragers voor toelating als buitengewoon lid van de Partij zullen aan de hand van een geldig document ten genoegen van de Partij hun persoonsgegevens en nationaliteit kenbaar dienen te maken.

Artikel 4

1. Indien het verzoek om toelating tot de Partij bij het bestuur van een Afdeling is ingediend, zal dit Afdelingsbestuur het verzoek binnen één maand na ontvangst daarvan, voorzien van advies naar het Hoofdbestuur doorgeleiden. Binnen twee maanden nadat het verzoek het Hoofdbestuur heeft bereikt, zal er door het Hoofdbestuur een besluit ter zake worden genomen.
2. Als bewijs van toelating tot de Partij zal aan betrokkene een bewijs van lidmaatschap, ondertekend door of vanwege het Hoofdbestuur, worden verstrekt.

3. Indien het verzoek om toelating tot de Partij door het Hoofdbestuur is afgewezen,
zal het Hoofdbestuur de aanvrager binnen één maand nadat dit besluit is genomen, schriftelijk hiervan in kennis stellen.

Artikel 5

Junior leden en buitengewone leden genieten alle rechten voortvloeiend uit het lidmaatschap van de Partij, uitgezonderd het stemrecht, het recht tot het vervullen van een leidinggevende functie in de organen van de Partij of afvaardiging naar het Congres.

SCHORSING EN BEËINDIGING VAN HET LIDMAATSCHAP.

Artikel 6

1. Een lid dat zich schuldig maakt aan overtreding van de Statuten c.q. het Huishoudelijk Reglement van de Partij, of dat handelingen pleegt die de belangen dan wel het aanzien van de Partij of diens leden schade berokkenen, kan worden geschorst, met inachtneming van het gestelde in artikel 5 van de Statuten.

2. De schorsing gaat in op de dag waarop het lid schriftelijk van het desbetreffende besluit in kennis is gesteld.

3. Indien het betrokken lid niet bereikbaar blijkt te zijn en de kennisgeving daardoor niet in persoon aan hem/haar kan worden uitgereikt, zal hij/zij via een publieke bekend-making worden opgeroepen om de kennisgeving binnen drie dagen in ontvangst te nemen.
Verschijnt betrokkene niet binnen de gestelde termijn, dan zal worden aangenomen dat het Hoofdbestuur voldoende pogingen heeft ondernomen om de kennisgeving aan hem/haar uit te reiken. De schorsing gaat in dat geval in op de dag, volgende op die waarop de vorengenoemde termijn is verstreken.

4. Een lid dat door het Hoofdbestuur is geschorst, heeft de mogelijkheid binnen één maand na van de schorsing in kennis te zijn gesteld, een beroepschrift in te dienen bij het Congres, dat zo spoedig mogelijk in hoogste instantie besluit tot handhaving of vernietiging van het besluit tot schorsing.

5. Vanaf het ogenblik waarop de schorsing wordt uitgesproken, worden alle rechten die het betrokken lid genoot uit hoofde van het lidmaatschap van de Partij opgeschort, ook in het geval dat betrokkene tegen de opgelegde schorsing in beroep gaat.

6. Indien als resultaat van het beroep het besluit tot schorsing wordt vernietigd, zal het betrokken lid onmiddellijk en met ingang van de dag waarop de schorsing werd opgelegd, in het genot van alle rechten worden hersteld.


Artikel 7

1. Indien een lid niet langer blijkt te voldoen aan de vereisten die bij diens toetreding hadden gegolden, zoals aangegeven in artikel 4 van de Statuten, eindigt het lidmaatschap. Desgewenst wordt aan betrokkene het lidmaatschap toegekend in de categorie die in het desbetreffende geval van toepassing is. De in artikel 4 van de Statuten en de in dit Huishoudelijk Reglement genoemde bepalingen zullen daarbij in acht worden genomen.

2. Het lidmaatschap van de Partij eindigt voorts door:
-        overlijden;
-        schriftelijke opzegging;
-        royement.

3. Schriftelijke opzegging van het lidmaatschap geschiedt door het betrokken lid aan het Hoofdbestuur van de Partij.

4. Tot royement van een lid kan met inachtneming van het gestelde in artikel 5 van de Statuten worden overgegaan, wanneer dat lid aansprakelijk kan worden gesteld voor handelingen, waarmee de Partij of diens leden naar het oordeel van het Hoofdbestuur zo ernstig zijn benadeeld, dat in redelijkheid niet mag worden verwacht dat het lidmaatschap van betrokkene langer kan voortduren.

5. Het royement gaat in op de dag waarop het lid schriftelijk van het desbetreffende besluit in kennis is gesteld.

6. Indien het betrokken lid niet bereikbaar blijkt te zijn en de kennisgeving daardoor niet in persoon aan hem/haar kan worden uitgereikt, zal hij/zij via een publieke bekend-making worden opgeroepen om de kennisgeving binnen drie dagen in ontvangst te nemen.
Verschijnt betrokkene niet binnen de gestelde termijn, dan zal worden aangenomen dat het Hoofdbestuur voldoende pogingen heeft ondernomen om de kennisgeving aan hem/haar uit te reiken. Het royement gaat in dat geval in op de dag, volgende op die waarop de vorengenoemde termijn is verstreken.

7. Vanaf het ogenblik waarop het royement wordt uitgesproken, worden alle rechten van het betrokken lid, voortvloeiende uit het lidmaatschap van de Partij beëindigd, ook in het geval dat betrokkene tegen de uitspraak in beroep gaat.

8. Binnen één maand na van het royement in kennis te zijn gesteld, kan het betrokken lid bij het Hoofdbestuur een beroepschrift indienen, waarop onmiddellijk in overeen-stemming met artikel 5 lid 5 van de Statuten, door het Hoofdbestuur een beroeps-commissie wordt ingesteld.

9. De beroepscommissie zal binnen twee maanden ter zake een bindende uitspraak doen.

10. Indien als resultaat van het beroep het royement wordt vernietigd, zal het betrokken lid onmiddellijk en met ingang van de dag waarop het royement werd ingesteld, in het genot van alle rechten worden hersteld.
HET CONGRES.

Artikel 8

1. Het Congres is het hoogste orgaan van de Partij.
Als zodanig is het Congres in hoogste instantie bevoegd tot het nemen van alle besluiten die, met het oog op de beginselen en doelstellingen van de Partij, van belang worden geacht voor de organisatie en ontwikkeling van de Partij en voor de standpuntbepaling van de Partij inzake nationale, regionale en internationale aangelegenheden.

2. Met inachtneming van het ter zake bepaalde in de Statuten, beslist het Congres over de kandidaatstelling en terugroeping van leden van de volksvertegenwoordigende lichamen en over de aanwijzing van kandidaten voor het presidentschap, het vicepresidentschap en het ministerschap.

3. Het Congres beslist afzonderlijk over elke kandidaat voor het lidmaatschap van
De Nationale Assemblee en over de volgorde van plaatsing op de kandidatenlijst.
Eveneens wordt over elke kandidaat voor het presidentschap, het vicepresidentschap en het ministerschap afzonderlijk beslist.

4. Het Congres beslist over de kandidaatstelling van leden van de Districtsraden en Ressortraden en over de volgorde van hun plaatsing op de kandidatenlijst, op basis van collectieve voordrachten per district.

5. Kandidaten voor het lidmaatschap van de volksvertegenwoordigende lichamen en
voor het presidentschap, het vicepresidentschap en het ministerschap worden door het Hoofdbestuur aan het Congres voorgedragen na overleg met de Afdelingsbesturen, die hierover de nodige ruggespraak houden met hun respectieve Afdelingen.

6. De verkiezing van het Hoofdbestuur en het Congresbestuur vindt plaats op grond van een door het Congres vastgesteld kiesreglement.

7. De Afdelingen zijn de stemgerechtigde leden van het Congres.

8. De in de Statuten genoemde jaarlijkse vergadering van het Congres wordt verder in dit Huishoudelijk Reglement aangeduid als “de jaarvergadering.”

9. De afgevaardigden van de Afdelingen en hun plaatsvervangers dienen vóór aanvang van een vergadering van het Congres aan het Congresbestuur geloofsbrieven te overleggen, waaruit hun verkiezing door de Algemene Ledenvergadering van de respectieve Afdelingen, hierna genoemd “de Afdelingsvergadering,” blijkt.

10. In de geloofsbrieven dienen in elk geval de datum, de tijd en de plaats waarop de Afdelingsvergadering is gehouden, te worden vermeld. De geloofsbrieven dienen voorts te zijn voorzien van de handtekeningen van de voorzitter en de secretaris van de respectieve Afdelingen, of indien een Afdeling anders beslist, van twee andere door die Afdeling aangewezen bestuursleden.
11. Indien een Afdeling als gevolg van overmacht geen Afdelingsvergadering kan houden ter verkiezing van afgevaardigden naar het Congres, zullen de afgevaardigden door het bestuur van de desbetreffende Afdeling worden aangewezen. Het Afdelingsbestuur zal ten minste één week voorafgaande aan de datum van het Congres, hiervan schriftelijk kennis geven aan het Congresbestuur. De overmacht dient daarbij ten genoegen van het Congresbestuur te worden aangetoond, alvorens de afgevaardigden kunnen worden toegelaten.

12. Afgevaardigden van een Onder-Afdeling dienen vóór aanvang van de vergadering van het Congres aan het Congresbestuur een verklaring van het bestuur van de desbetreffende Onder-Afdeling te overleggen, waaruit hun aanwijzing als zodanig blijkt. De verklaring dient namens het bestuur te zijn ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de Onder-Afdeling.

13. In geval van twijfel beslist het Congresbestuur, na consultatie van betrokkenen, over de geldigheid van de geloofsbrieven.

HET CONGRESBESTUUR.

Artikel 9

1. Het Congres wordt geleid door het Congresbestuur, bestaande uit een voorzitter, een ondervoorzitter, een secretaris, een adjunct-secretaris en drie leden.

2. De leden van het Congresbestuur worden elk voor een periode van drie jaar door het Congres gekozen, met inachtneming van artikel 11 en artikel 12 van de Statuten.

3. Indien een lid wordt gekozen ter vervulling van een tussentijds opengevallen functie in het Congresbestuur, vervalt de zittingstermijn van dat lid tegelijk met die van de overige Congresbestuursleden.

4. Onverminderd het ter zake bepaalde in de Statuten, in dit Huishoudelijk Reglement en in andere reglementen van de Partij, behoren tot de taken van het Congresbestuur:
-        het bijeenroepen, voorbereiden en leiden van de vergaderingen van het Congres;
-        het toezien op de uitvoering van de besluiten van het Congres;
-        het uitbrengen van verslag van zijn werkzaamheden en bevindingen aan de jaarvergadering van het Congres.

5. Het Congresbestuur zal periodiek overleg plegen met het Hoofdbestuur en de overige organen van de Partij. Voorts zal het Congresbestuur regelmatig contact onderhouden met de Afdelingen, met kennisgeving vooraf aan het Hoofdbestuur.

6. De voorzitter van het Congresbestuur ziet erop toe, dat de leden van het Congres-bestuur hun werkzaamheden naar behoren verrichten en heeft daarbij de algemene leiding.
De vergaderingen van het Congres worden geleid door de voorzitter van het Congres-bestuur. De coördinatie van een vergadering kan door de voorzitter aan een ander lid van het Congresbestuur worden opgedragen.
7. De secretaris van het Congresbestuur brengt alle aan het Congresbestuur gerichte correspondentie zo spoedig mogelijk ter kennis van de voorzitter en tekent samen met de voorzitter alle uitgaande stukken van het Congresbestuur.
De secretaris beheert het archief van het Congresbestuur.
De secretaris is belast met het opmaken van de verslagen van vergaderingen en verder van alle activiteiten die uitgaan van het Congresbestuur, of waaraan hij/zij namens het Congresbestuur deelneemt.

8. De voorzitter en de secretaris van het Congresbestuur worden bij het verrichten van hun werkzaamheden bijgestaan en bij afwezigheid of ontstentenis vervangen door respectievelijk de ondervoorzitter en de adjunct-secretaris.

9. Het Congresbestuur wordt door de voorzitter bijeengeroepen, zo dikwijls hij/zij dit nodig acht, of indien drie Congresbestuursleden schriftelijk het verzoek hiertoe bij de voorzitter indienen, met opgave van de te behandelen agenda.

HET HOOFDBESTUUR.

Artikel 10

1. De Partij wordt bestuurd door het Hoofdbestuur, bestaande uit ten minste zeven en ten hoogste vijftien leden.

2. De leden van het Hoofdbestuur worden voor een periode van drie jaar door het Congres gekozen, met inachtneming van artikel 12 en artikel 15 van de Statuten.
De voorzitter en de ondervoorzitter worden afzonderlijk gekozen, de overige bestuursfuncties worden door het Hoofdbestuur onder zijn leden verdeeld.

3. Indien een lid wordt gekozen ter vervulling van een tussentijds opengevallen functie in het Hoofdbestuur, vervalt de zittingstermijn van dat lid tegelijk met die van de overige Hoofdbestuursleden.

4. Het Dagelijks Bestuur wordt gevormd door de voorzitter, de ondervoorzitter,
de secretaris en de penningmeester.

5. Onverminderd het ter zake bepaalde in de Statuten, in dit Huishoudelijk Reglement en in andere reglementen van de Partij, behoren tot de taken van het Hoofdbestuur:
-        het scheppen van voorwaarden ter waarborging van de instandhouding en verdere uitbouw en ter realisatie van de beginselen en doelstellingen van de Partij;
-        het (doen) uitvoeren van de besluiten van het Congres;
-        het vertegenwoordigen van de Partij in en buiten rechte;
-        het leiding geven aan de activiteiten van de Partij die niet expliciet aan andere organen zijn opgedragen;
-        het toezien op c.q. bevorderen van een goede gang van zaken binnen de Afdelingen;
-        het voeren van de ledenadministratie en het beheren van het archief van de Partij;

-        het (doen) beheren van het vermogen van de Partij;
-        het uitbrengen van verslag van zijn werkzaamheden en bevindingen aan de jaarvergadering van het Congres.

6. Het Hoofdbestuur zal periodiek overleg plegen met het Congresbestuur en de overige organen van de Partij. Voorts zal het Hoofdbestuur regelmatig contact onderhouden met de Afdelingen en Onder-Afdelingen. De Afdelingsbesturen zullen door het Hoofdbestuur in kennis worden gesteld van de voorgenomen contacten met onder hen ressorterende Onder-Afdelingen.

7. De algemene leiding van de Partij berust bij de voorzitter van het Hoofdbestuur.
Hij/zij ziet erop toe, dat de leden van het Hoofdbestuur en andere organen van de Partij hun werkzaamheden zoals vervat in de Statuten, dit Huishoudelijk Reglement en de overige reglementen, naar behoren verrichten.

8. De secretaris van het Hoofdbestuur brengt alle aan het Hoofdbestuur gerichte correspondentie zo spoedig mogelijk ter kennis van de voorzitter
De secretaris is belast met het opmaken van de verslagen van vergaderingen en verder van alle activiteiten die uitgaan van het Hoofdbestuur, of waaraan hij/zij namens het Hoofdbestuur deelneemt.

9. De voorzitter van het Hoofdbestuur wordt bij het verrichten van de werkzaamheden bijgestaan en bij afwezigheid of ontstentenis vervangen door de ondervoorzitter.
De secretaris en de penningmeester worden in hun werkzaamheden bijgestaan en bij afwezigheid of ontstentenis vervangen door Hoofdbestuursleden, die daartoe door het Hoofdbestuur zijn aangewezen.

10. Voor de uitvoering van zijn taken kunnen door het Hoofdbestuur commissies worden benoemd. De commissies zijn met betrekking tot hun werkzaamheden verantwoording verschuldigd aan het Hoofdbestuur.

11. Het Hoofdbestuur wordt door de voorzitter bijeengeroepen, zo dikwijls hij/zij dit nodig acht, of indien drie Hoofdbestuursleden schriftelijk het verzoek hiertoe bij de voorzitter indienen, met opgave van de te behandelen agenda.

DE ADVIESRAAD.

Artikel 11

1. De Adviesraad bestaat uit ten minste zeven en ten hoogste vijftien leden, die op voordracht van het Hoofdbestuur door het Congres worden benoemd voor een periode van drie jaar.

2. De Adviesraad kan gevraagd of ongevraagd adviezen en aanbevelingen uitbrengen aan het Hoofdbestuur en/of andere organen van de Partij.

3. Voor de uitvoering van zijn taken kunnen door de Adviesraad uit zijn midden commissies worden benoemd. De commissies zijn met betrekking tot hun werkzaamheden verantwoording verschuldigd aan de Adviesraad.

4. Nadere regels met betrekking tot de inrichting, taken, bevoegdheden en werkwijze van de Adviesraad worden vastgesteld in een door het Hoofdbestuur goedgekeurd reglement.

5. De Adviesraad brengt van zijn werkzaamheden en bevindingen verslag uit aan de  jaarvergadering van het Congres.

HET WETENSCHAPPELIJK BUREAU.

Artikel 12

1. De Partij heeft een wetenschappelijk bureau, genaamd het Johan Adolf Pengel Instituut, Centrum voor Beleidsstudies, hierna te noemen “het JAPIN.”

2. Tot het JAPIN kunnen toetreden leden van de Partij, die een hogere onderwijsgraad bezitten en/of als deskundigen in één of in meerdere disciplines kunnen worden aangemerkt.

3. Het JAPIN heeft als taak het besluitvormingsproces van de Partij te ondersteunen, middels het aandragen van inzichten, gebaseerd op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en analyse.

4. De leiding van het JAPIN berust bij de Adviesraad. De voorzitter van de Adviesraad is tevens voorzitter van het JAPIN.

5. Voorzieningen met betrekking tot de inrichting, taken, bevoegdheden en werkwijze van het JAPIN behoeven de voorafgaande goedkeuring van het Hoofdbestuur.

DE JONGERENRAAD.

Artikel 13

1. De Jongerenraad bestaat uit ten minste zeven en ten hoogste vijftien gewone leden van de Partij, die door het Hoofdbestuur worden benoemd voor een periode van drie jaar, na consultatie van de jongeren.

2. Tot de taken van de Jongerenraad behoren:
-        het voorbereiden en uitvoeren van programma’s ter bevordering van de toetreding van jongeren tot en van hun participatie in de activiteiten van de Partij;
-        het organiseren van periodieke bijeenkomsten met jongeren, ter bespreking van de problemen en behoeften van hun generatie;
-        het aandragen van oplossingsmodellen met betrekking tot jongerenvraagstukken, voor behandeling door vertegenwoordigers van de Partij ter bestemder plekke;
-        het in overleg met het Hoofdbestuur vertegenwoordigen van de Partij bij daarvoor in aanmerking komende activiteiten van politieke partijen of andere organisaties;
-        het uitbrengen van verslag van zijn werkzaamheden en bevindingen aan het Hoofdbestuur, ten behoeve van de jaarvergadering van het Congres.

3. De Jongerenraad zal periodiek contact onderhouden met de Afdelingen en Onder-Afdelingen, ten aanzien waarvan het Hoofdbestuur vooraf in kennis zal worden gesteld.
De Afdelingsbesturen zullen voorts door de Jongerenraad in kennis worden gesteld van de voorgenomen contacten met onder hen ressorterende Onder-Afdelingen.

4. De Jongerenraad kiest uit zijn midden een voorzitter, een ondervoorzitter en een secretaris.

5. Voor de uitvoering van zijn taken kunnen door de Jongerenraad uit zijn midden commissies worden benoemd. De commissies zijn met betrekking tot hun werkzaamheden verantwoording verschuldigd aan de Jongerenraad.

6. Jaarlijks wordt door de Jongerenraad een programma van activiteiten opgesteld, dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan het Hoofdbestuur.

7. Nadere regels met betrekking tot de inrichting, taken, bevoegdheden en werkwijze van de Jongerenraad worden vastgesteld in een door het Hoofdbestuur goedgekeurd reglement.

AFDELINGEN EN ONDERAFDELINGEN.

Artikel 14

1. Afdelingen zijn organisatorische eenheden van de Partij, die elk binnen een geografisch gebied, vastgesteld in overeenstemming met artikel 23 van de Statuten, werkzaam zijn ter instandhouding en verdere uitbouw en ter realisatie van de beginselen en doelstellingen van de Partij.

2. De leden van de Partij, die hun vaste woon- en verblijfplaats binnen de grenzen van een Afdeling hebben, zijn zonder meer lid van die Afdeling.

3. Het bestuur van een Afdeling bestaat uit ten minste zeven en ten hoogste vijftien leden, onder wie een voorzitter, een ondervoorzitter en een secretaris. Het bestuur van de Afdeling wordt voor een periode van drie jaar gekozen in een vergadering van gezamenlijke besturen van de Onder-Afdelingen van de desbetreffende Afdeling.
De voorzitter wordt afzonderlijk gekozen, de overige bestuursfuncties worden door het Afdelingsbestuur onder zijn leden verdeeld.

4. Het bestuur van de Afdeling wordt door de voorzitter bijeengeroepen, zo dikwijls hij/zij dit nodig acht, of indien drie bestuursleden van de Afdeling schriftelijk het verzoek hiertoe bij de voorzitter indienen, met opgave van de te behandelen agenda.

Artikel 15

1. Onder-Afdelingen zijn organisatorische eenheden van de Partij, die in een wijk of buurt, gelegen binnen de grenzen van een Afdeling, ten behoeve van de Partij werkzaam zijn.

2. De omvang van een Onder-Afdeling zal zodanig worden vastgesteld, dat een optimaal contact tussen het bestuur en de leden van de betrokken Onder-Afdeling kan worden gewaarborgd.

3. Een lid van de Partij, dat zijn/haar vaste woon- en verblijfplaats binnen de grenzen van een Onder-Afdeling heeft, kan op zijn/haar verzoek als lid van die Onder-Afdeling worden toegelaten, met dien verstande dat hij/zij van niet meer dan één Onder-Afdeling tegelijk lid kan zijn.

4. In bijzondere gevallen kan op verzoek van een lid van een Onder-Afdeling, dat verhuist naar een locatie buiten de grenzen van die Onder-Afdeling, het bestuur van de desbetreffende Onder-Afdeling, onder voorbehoud van bekrachtiging door de Algemene Ledenvergadering, goedkeuren dat betrokkene het lidmaatschap van die Onder-Afdeling blijft behouden. Het bestuur van de Onder-Afdeling dient het Hoofdbestuur en het bestuur van de Afdeling binnen wiens gebied het nieuwe adres van het betrokken lid is gevestigd, van het voorgaande in kennis te stellen.
Het lidmaatschap van de Onder-Afdeling eindigt, indien het betrokken lid toetreedt tot een andere Onder-Afdeling.

5. Het bestuur van een Onder-Afdeling bestaat uit ten minste vijf en ten hoogste elf leden, onder wie een voorzitter, een ondervoorzitter en een secretaris. Het bestuur van de Onder-Afdeling wordt voor een periode van drie jaar gekozen in een Algemene Ledenvergadering van de desbetreffende Onder-Afdeling.
De voorzitter wordt afzonderlijk gekozen, de overige bestuursfuncties worden door het bestuur van de Onder-Afdeling onder zijn leden verdeeld.

6. Het bestuur van de Onder-Afdeling wordt door de voorzitter bijeengeroepen, zo dikwijls hij/zij dit nodig acht, of indien drie bestuursleden van de Onder-Afdeling schriftelijk het verzoek hiertoe bij de voorzitter indienen, met opgave van de te behandelen agenda.

7. Ten minste eenmaal per kwartaal wordt er door het bestuur van de Onder-Afdeling een Algemene Ledenvergadering van de Onder-Afdeling bijeengeroepen.
Dag, aanvangstijd, plaats en agenda van de Algemene Ledenvergadering worden ten minste één week vóór de dag van de vergadering medegedeeld aan de leden van de betrokken Onder-Afdeling en aan het bestuur van de Afdeling, binnen wiens grenzen de Onder-Afdeling werkzaam is.




Artikel 16

1. Ten minste tweemaal per jaar wordt er door het Afdelingsbestuur een vergadering met de gezamenlijke besturen van de Onder-Afdelingen van de desbetreffende Afdeling, zijnde de Algemene Ledenvergadering van de Afdeling en hierna verder te noemen
“de Afdelingsvergadering,” bijeengeroepen.
Dag, aanvangstijd, plaats en agenda van de Afdelingsvergadering worden ten minste twee weken vóór de dag van de vergadering door het Afdelingsbestuur medegedeeld aan de besturen van de betrokken Onder-Afdelingen en aan het Hoofdbestuur en het Congresbestuur.

2. Wanneer de Algemene Ledenvergaderingen van ten minste drie Onder-Afdelingen
de wens te kennen geven, roept het Afdelingsbestuur binnen één maand nadat zij het schriftelijk verzoek daartoe met vermelding van de te behandelen agenda heeft ontvangen, een Afdelingsvergadering bijeen. Indien het Afdelingsbestuur in gebreke blijft, zal door de betrokken Onder-Afdelingen een beroep op het Hoofdbestuur worden gedaan, de aangevraagde vergadering te (doen) beleggen.

3. De Onder-Afdelingen zullen elk op een Afdelingsvergadering vertegenwoordigd worden door drie bestuursleden. De afgevaardigden van de Onder-Afdelingen hebben het recht op de Afdelingsvergadering het woord te voeren.
De overige bestuursleden van de Onder-Afdelingen zijn gerechtigd de Afdelings-vergadering als toehoorder bij te wonen.

4. Vóór aanvang van een Afdelingsvergadering dienen de afgevaardigden van de Onder-Afdelingen een verklaring, ondertekend door de voorzitter en de secretaris van hun respectieve Onder-Afdelingen, aan het Afdelingsbestuur te overleggen, waaruit hun
aanwijzing als zodanig blijkt.

5. Op de Afdelingsvergadering heeft elke Onder-Afdeling één stem.

6. De leden van een Afdeling die geen bestuursleden van een Onder-Afdeling zijn, kunnen door het Afdelingsbestuur worden uitgenodigd om de Afdelingsvergaderingen als toehoorder bij te wonen.

7. Het Hoofdbestuur en het Congresbestuur zijn te allen tijde bevoegd uit hun midden leden af te vaardigen om de Afdelingsvergaderingen bij te wonen.

Artikel 17

1. Onverminderd het bepaalde in artikel 4 lid 5 van de Statuten, kan het bestuur van een Afdeling of van een Onder-Afdeling een lid, dat zich bijzonder verdienstelijk heeft gemaakt voor die Afdeling casu quo Onder-Afdeling, na daartoe verkregen toestemming van het Hoofdbestuur, tot erelid van die Afdeling respectievelijk van die Onder-Afdeling benoemen.

2. De benoeming tot erelid behoeft de voorafgaande goedkeuring van de Algemene Ledenvergadering van de desbetreffende Afdeling casu quo Onder-Afdeling.

Artikel 18

1. Ter waarborging van een optimale functionering van de Afdelingen en Onder-Afdelingen kunnen door het Hoofdbestuur nadere regels in een instructiereglement worden vastgesteld.

2. Het instructiereglement voor de Afdelingen en Onder-Afdelingen mag geen bepalingen bevatten, die in strijd zijn met de Statuten of met dit Huishoudelijk Reglement.

DE STRUCTURENVERGADERING.

Artikel 19

1. Door het Hoofdbestuur kunnen in een periode tussen twee vergaderingen van het Congres, Structurenvergaderingen bijeen worden geroepen.

2. Aan de Structurenvergadering wordt deelgenomen door de besturen en leden van
organen van de Partij en verder door personen en organisaties, die daartoe door het Hoofdbestuur worden uitgenodigd.

3. Structurenvergaderingen hebben een informatief karakter en kunnen door het Hoofdbestuur worden aangewend om voeling te houden omtrent vraagstukken die dringende aandacht vragen.

4. Structurenvergaderingen zijn niet bevoegd tot het nemen van voor de Partij bindende besluiten.

STEMRECHT.

Artikel 20

1. Tenzij in de Statuten of in dit Huishoudelijk Reglement anders is bepaald, worden besluiten in de vergaderingen van de organen van de Partij genomen bij gewone meerderheid van het aantal geldig uitgebrachte stemmen.

2. Indien nodig wordt door het bestuur van het betrokken orgaan een stembureau ingesteld, bestaande uit drie ter vergadering aanwezige leden.

3. Over personen wordt er schriftelijk, over zaken mondeling gestemd.

4. Staken de stemmen, dan vindt er een herstemming plaats. Indien de stemmen bij een herstemming staken, heeft de voorzitter van het betrokken orgaan een beslissende stem, tenzij in de Statuten, in dit Huishoudelijk Reglement of in andere reglementen van de Partij uitdrukkelijk anders is bepaald.
5. Behoudens het bepaalde in het volgende lid, zullen er in een vergadering geen rechtsgeldige besluiten kunnen worden genomen, indien niet de meerderheid van de stemgerechtigde leden van het desbetreffende orgaan aanwezig is.

6. Indien in een vergadering het vereiste aantal leden als bedoeld in het vorige lid niet aanwezig is, kan door het desbetreffende orgaan binnen 14 dagen een tweede vergadering met dezelfde agenda worden gehouden, waarop ongeacht het aantal aanwezige leden wel rechtsgeldige besluiten kunnen worden genomen.

STICHTINGEN, VERENIGINGEN EN BIJZONDERE STRUCTUREN.

Artikel 21

Het Hoofdbestuur is bevoegd stichtingen, verenigingen en bijzondere structuren in te stellen, die werkzaam zullen zijn ter realisatie van de doelstellingen van de Partij, dan wel ter behartiging van de belangen van specifieke doelgroepen.

FINANCIËN.

Artikel 22

1. De contributie wordt door het Congres vastgesteld en zal maandelijks bij vooruitbetaling door de leden moeten worden voldaan.

2. Aan elk lid zal een contributiekaart worden verstrekt, waarop door of namens de penningmeester aantekening wordt gemaakt van de betaalde contributie.

3. De Afdelingen en Onder-Afdelingen zullen slechts met goedkeuring van het Hoofdbestuur overgaan tot de inzameling van verplichte bijdragen van de leden of donaties.

4. Het Hoofdbestuur is belast met het beheer van de financiële middelen van de Partij.
Aan de Afdelingen kan door het Hoofdbestuur een budget ter beschikking worden gesteld, ter financiering van hun activiteitenprogramma. Ten aanzien van het beheer van de ter beschikking gestelde middelen zijn de Afdelingen verantwoording verschuldigd aan het Hoofdbestuur.

5. De bevoegdheid tot het tekenen van financiële bescheiden van de Partij berust bij de voorzitter en de penningmeester van het Hoofdbestuur en twee andere door de voorzitter aan te wijzen leden van het Hoofdbestuur, met dien verstande dat telkens de handtekeningen van ten minste twee leden van het Hoofdbestuur zullen zijn vereist.

6. Het Hoofdbestuur kan ten behoeve van een Afdeling casu quo Onder-Afdeling een bankrekening openen, waarvan het beheer zal worden opgedragen aan daartoe door het Hoofdbestuur gemachtigde personen. Het is niet toegestaan bedragen te vorderen, waardoor het tegoed op de desbetreffende bankrekening wordt overschreden.

7. Er zal door de penningmeester namens het Hoofdbestuur een correcte boekhouding en financiële administratie worden gevoerd, waarin het juiste verloop van ontvangsten en uitgaven, alsmede de vermogenspositie van de Partij worden weergegeven.

8. De controle op het beheer der financiële middelen van de Partij wordt uitgeoefend door een verificatiecommissie, bestaande uit drie leden die door het Congres worden benoemd.
Door de verificatiecommissie wordt op de jaarvergadering van het Congres verslag uitgebracht van haar bevindingen met betrekking tot het financieel beheer.

9. Op grond van het door de verificatiecommissie uitgebrachte verslag wordt door het Congres besloten tot het al dan niet verlenen van decharge aan de penningmeester c.q. het Hoofdbestuur.

PERSONEEL.

Artikel 23

1. Het Hoofdbestuur is bevoegd bezoldigd personeel aan te stellen, te schorsen en te ontslaan.

2. Met ieder personeelslid zal een arbeidsovereenkomst naar Surinaams recht worden gesloten.

WIJZIGING.

Artikel 24

Dit Huishoudelijk Reglement kan slechts door het Congres worden gewijzigd en wel met gewone meerderheid van stemmen. Een dergelijk voorstel kan door het Hoofdbestuur of ten minste drie stemgerechtigde leden van het Congres worden ingediend bij het Congresbestuur.

SLOTBEPALING.

Artikel 25

In gevallen waarin de Statuten, dit Huishoudelijk Reglement en andere reglementen van de Partij niet voorzien, beslist het Hoofdbestuur, behoudens beroep op het Congres.



Aldus vastgesteld en goedgekeurd op de vergadering van het Congres van de NATIONALE PARTIJ SURINAME, gehouden op vrijdag 9 oktober 2009.

Geen opmerkingen: